
Nu ook Venray de stemmen heeft geteld, is de voorlopige uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen vrijwel definitief. De laatste stemmen van Nederlanders in het buitenland, die maandag worden geteld, zullen daar geen wezenlijke verandering meer in brengen (zie onder). Daarmee is duidelijk hoe de kaarten liggen: D66 en PVV staan nagenoeg gelijk, en een coalitie van D66, VVD, CDA en JA21 komt uit op 75 zetels.
Dat is één zetel tekort voor een meerderheid, maar politiek gezien wel een stevig middenblok. Deze vier partijen vertegenwoordigen het democratische centrum: een combinatie van liberaal en conservatief. Het benoemen van gedeelde waarden voorkomt dat de partijen de kleur op de wangen verliezen in “waardenloze” politiek.
D66 en VVD horen in Europa tot dezelfde liberale fractie. Henri Bontenbal benadrukte in de campagne de christelijke “C” van het CDA. JA21 noemt zich conservatief-liberaal, al wijzen politicologen erop dat het stemgedrag van de partij geregeld overeenkomt met dat van radicaal-rechts. Alle vier de partijen wonnen bij de verkiezingen, hoewel dat voor VVD neerkwam op gedeeltelijk herwinnen van in de peilingen verloren stemmen.
Toch richt D66-leider Rob Jetten zich volgens de NOS vooral op GroenLinks-PvdA, dat hij een “logische optie” noemt vanwege het aantal zetels. Maar politiek is meer dan optellen. De fusiepartij GroenLinks-PvdA, die flink verloor, verkeert sinds het vertrek van Frans Timmermans in verwarring over haar eigen identiteit. Onderzoek van zowel de Stichting Politieke Academie als Rooduijn en Otjes laat zien dat het electoraat van de partij inmiddels sterk lijkt op dat van GroenLinks vóór de fusie: jong, hoogopgeleid, stedelijk en economisch welgesteld. De klassieke PvdA-achterban, lager opgeleid, praktisch ingesteld, vaak met moeite rondkomend, is grotendeels verdwenen.
Die “GroenLinksificatie” zorgt niet alleen voor spanning binnen de partij, maar kan ook de vorming van een stabiel kabinet bemoeilijken. Een nieuwe leider uit de GroenLinks-familie zal de koers vermoedelijk nog verder naar links verschuiven, wat samenwerking met CDA en VVD ingewikkelder maakt. En als na PvdA’er Frans Timmermans opnieuw een PvdA’er, zoals Marjolein Moorman, de leiding krijgt, dreigt juist de GroenLinks-achterban zich af te keren zodra er compromissen worden gesloten met CDA of VVD. Mocht de fusiepartij alsnog klappen, dan zitten er PvdA-ministers in een kabinet waarvan onduidelijk is of zij nog wel een herkenbare achterban hebben.
Daartegenover staat dat VVD-leider Dilan Yeşilgöz, ondanks een klein verlies, haar positie heeft behouden en vasthoudt aan een centrumrechtse koers zonder rol voor GroenLinks-PvdA. Een kabinet van D66, VVD, CDA en JA21 met net geen meerderheid zou geen radicale breuk zijn met de traditie van meerderheidsregeringen, maar juist een hervatting van normale politiek: afspraken maken, compromissen sluiten en problemen oplossen. In de Eerste Kamer is deze coalitie kleiner, maar kabinetten zijn gewend om in de Eerste Kamer meerderheden bij elkaar te moeten sprokkelen.
Op thema’s als woningbouw, defensie, economie, migratie en klimaat is tussen deze vier partijen meer overeenstemming dan in een combinatie met GroenLinks-PvdA. En omdat ze die thema’s benaderen vanuit het politieke midden, kunnen ze in de Kamer relatief eenvoudig meerderheden vinden. Met 75 zetels is er voldoende massa. De laatste kabinetten Rutte liepen vast op de ideologische verlamming van een geforceerd links-rechts huwelijk. Dat risico dreigt opnieuw bij samenwerking met GroenLinks-PvdA.
JA21 zal bovendien als kleinere partij (9 zetels) minder invloed hebben dan GroenLinks-PvdA (20 zetels), en het is de moeite waard te zien of de komst van gematigde politieke talenten als Ingrid Coenradie en Diederik Boomsma de partij helpt afstand te nemen van haar radicale imago.
Precies om de door politicologen De Jonge en Van der Meer gevreesde “kater” te voorkomen, is een middencoalitie met JA21 consistenter: zij balanceert verantwoordelijkheid en responsiviteit op woningbouw, migratie, defensie en economie. Een blok met GroenLinks-PvdA zou ideologisch uiteenlopen en zo de bestuurlijke stilstand juist riskeren.
Tot slot is het belangrijk dat Nederland snel weer een daadkrachtige regering krijgt. Het huidige dubbel-demissionaire kabinet steunt nog maar op 26 van de 150 zetels (was 32 voor de verkiezingen). Onderhandelingen met GroenLinks-PvdA zullen vermoedelijk pas na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026 tot resultaat leiden, omdat zowel GroenLinks-PvdA als VVD gezichtsverlies (en zetelverlies in de gemeenteraden) willen vermijden.
Jetten kan beter inzetten op een coalitie die vóór Kerst op het bordes kan staan: een liberaal-conservatief kabinet Jetten I. Een coalitie waarin blauw (partijkleur VVD en JA21) en groen (partijkleur D66 en CDA) elkaar versterken — de eerste écht blauw-groene coalitie van Nederland.

Hoe zit het met restzetels?
Er wordt gezegd dat de kiezers die via briefstemmen hebben gestemd, vooral D66 als voorkeur hebben, en niet PVV. Omdat er 135.000 kiezers zich hebben geregistreerd zal het toch wel gaan om 100.000 stemmen die nu nog niet zijn meegeteld. Kan dat nog bijvoorbeeld een restzetel voor D66 opleveren?
Volgens een peiling van De Nederlandse Vereniging zou 18,5% van die briefstemmen voor PVV zijn, en 16,5% voor D66. Met andere woorden, PVV zou het verschil met D66 juist inlopen. Maar welke marges zijn nodig voor veranderingen in de zetelverdeling die er nu is?
In de Kieswet is in artikel P 7 omschreven hoe de restzetel moet worden berekend. Dat is een methode, ooit bedacht door Thomas Jefferson en later ook door Victor D’Hondt (1841–1901) waarvan bekend is dat die grote partijen eerder een restzetel toekent dan kleine partijen.
Als we bij de huidige uitslag de volgens de peiling te verwachten stemmen optellen, uitgaande van 60.000, 100.000 en 135.000 stemmen, dan verandert er niets. Bovenstaande tabel is berekend met 100.000 briefstemmen. Dus tenzij die peiling er heel erg naast zit, is de huidige zetelverdeling dezelfde als de definitieve uitslag.
GroenLinks-PvdA krijgt daarin twee restzetels, en SP de laatste restzetel.
Meer extra stemmen leveren niet automatisch de laatste restzetel op. Bij de berekening telt de hoogste restwaarde na deling, niet simpelweg het aantal extra stemmen. Op dit moment valt de laatste restzetel bij SP. D66 óf PVV pakken die zetel alleen als hun volgende restwaarde hoger wordt dan die van SP. Daarbij kan het dus gebeuren dat D66 eerder “over de drempel” schiet dan PVV, zelfs als PVV in totaal méér extra stemmen krijgt, omdat D66 door de eerdere verdelingen dichter bij de volgende delingsgrens zit. Kortom: het draait om wie het dichtst bij de volgende zetel komt, niet om wie de meeste extra stemmen binnenhaalt.
De uitslag is natuurlijk pas definitief nadat de Kiesraad die heeft vastgesteld.
